Hoe kan je BLOON gebruiken bij het leren van Frans en Duits?
Leestijd 4 minuten
Door Marieke Hordijk en Juliëtte van Berkum
Talen verschillen van elkaar in mate van klankzuiverheid. Is een taal erg klankzuiver dan kan je opschrijven wat je hoort. Als we ervan uitgaan dat het schrijven van wat je hoort de hoofdregel is en je alle uitzonderingen moet onthouden, dan is het Nederlands best een lastige taal. Denk in het Nederlands aan het woord ‘mol’. Dit bestaat uit de /m/ /o/ /l/, deze klanken klinken zoals ze worden geschreven. Vergelijk dit eens met het woord ‘bed’. De /b/ en de /e/ zijn hier klankzuiver, maar de /d/ klinkt als een /t/. Dit kun je zien als een uitzondering. Als je hier zou opschrijven wat je hoort, dan zou je ‘bet’ schrijven.
Benadruk verschillen en overeenkomsten
Als we kijken naar vreemde talen dan kan worden gezegd dat Engels over het algemeen nog wat lastiger is dan het Nederlands. In het Engels zitten nog meer onregelmatigheden. Het Duits en het Frans zijn klankzuiverder. Bij het aanleren van een tweede taal speelt ook de moedertaal een rol. Talen die dichter bij de moedertaal liggen zijn makkelijker om te leren schrijven dan talen die ver van de moedertaal afstaan. Door bij het leren schrijven en lezen van een tweede taal expliciet te benadrukken wat de verschillen en overeenkomsten zijn, wordt het voor een leerling makkelijker om een nieuwe taal te leren.
Obstakels bij dyslexie
Indien in de moedertaal een teken reeds gekoppeld is aan een klank die verschilt van de vreemde taal dan zal het aanleren van de nieuwe klank in de nieuwe taal meer moeite kosten. Tijdens het aanleren van de nieuwe klank-tekenkoppelingen, is het dan ook belangrijk om goed het onderscheid te maken tussen overeenkomende klank-tekenkoppelingen en nieuwe klank-tekenkoppelingen.
De overeenkomsten in de taal zijn in feite de basis voor het aanleren van de nieuwe taal. Door met de verschillen expliciet extra te oefenen, visueel en auditief, kunnen de nieuwe klanken alsnog vaak geleerd worden. BLOON kan hiervoor uitstekend worden ingezet. Zo kunnen docenten zelf woordenlijsten maken.
Het leren van Frans
Voorbeeld: eau /oo/
cadeau
tableau
bureau
beau
In BLOON kun je in woorden de focus optisch kenbaar te maken door de nieuwe klank-tekenkoppeling een kleur te geven. De aandacht zal dan naar dit component van het woord worden getrokken. Neem indien mogelijk woorden mee die de leerlingen al kennen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan leenwoorden. Zo hebben de leerlingen een makkelijk ezelsbruggetje om een bepaalde klank-tekenkoppeling aan te leren. Zoals hiernaast met cadeau en bureau gebeurt.
Voorbeeld:c /k/
cadeau
comprendre
encore
culture
Tijdens het oefenen in BLOON kun je instructie aan woorden toe te voegen. Dit rijtje gaat over de schrijfwijze van de k-klank, dan wel de uitspraakregel van de c-klank. Er zijn hier dus twee doelen mogelijk:
Leer dat een k-klank geschreven kan worden als een /c/
Leer dat een /c/ uitgesproken kan worden als een k
De instructie die hierbij gegeven wordt, is anders. Is het doel dat een k-klank als een /c/ kan worden geschreven dan kan de docent toevoegen:
Hoor je een k, dan schrijf je een c.
Als leerlingen met de uitspraak van de /c/ zouden moeten oefenen, zou de instructie juist anders kunnen luiden:
Als de c gevolgd wordt door a, o, u dan klinkt hij als een k-klank.
Als de c gevolgd wordt door e, i dan klinkt hij als een s-klank.
ç klinkt altijd als een s-klank.
Het leren van Duits
Daarnaast is uit het analyseren van dictees naar voren gekomen dat leerlingen met dyslexie die het Duits leren vaak moeite hebben met het hanteren van de juiste s-klank in woorden. De juiste keuze voor de schrijfwijze kan gebaseerd worden op een regel. Dit is namelijk afhankelijk van de voorgaande klank. Na een korte klank wordt /ss/ gespeld (Klasse, Schloss) en na een lange klank of tweetekenklank wordt /ß/ gespeld (Straße, weiß). Ook hiervan kunnen lijsten worden geoefend, met ondersteuning van een instructieknop en verschillende kleuren. De korte klanken en de lange- en tweeklanken krijgen een andere kleur waardoor ze voor de leerlingen goed opvallen. Laat de leerling in eerste instantie zelf bedenken wat de regel is door deze twee kleuren toe te passen. Ziet de leerling zelf het patroon, of heeft het toch nog extra uitleg nodig? Als de leerling het niet weet dan kan de extra instructie worden gebruikt om de regel nog eens te verduidelijken. Wordt er door de leerling een fout gemaakt, dan geeft het programma het juiste antwoord met daarbij ook weer de visuele ondersteuning van kleuren en van de juiste regel.