Rekenangst? Wat nu?!
Leestijd 4 minuten
Rekenangst? Wat nu?!
Door Ingrid Wensveen
Herken je dit? Leerlingen die voorbeeldig en vlot hun taalwerk maken, maar tijdens de rekenverwerking afleiding zoeken. Ze gaan naar de wc, kletsen met anderen of slijpen eindeloos hun potlood. Ze verzinnen van alles om niet met rekenen bezig te zijn en hebben bijna iedere rekenles opnieuw opstartproblemen. Gaan ze eenmaal aan de slag, dan hebben ze moeite om het vol te houden of raffelen hun werk af om er zo snel mogelijk vanaf te zijn. In een-op-een-begeleiding met leerlingen merk je dat de instructie vaak niet direct aankomt en je ziet groeiende onzekerheid. Ze geven bijvoorbeeld vragend antwoord op rekenvragen, gokken om te antwoorden of vragen naar de al bekende weg. Herkenbaar? Grote kans dat het om leerlingen met rekenangst gaat.
Uit diverse onderzoeken blijkt dat rekenangst vooral door de omgeving wordt aangejaagd (Rubinsten 2018, Hoogland 2021). Dat biedt perspectief: wij kunnen de omgeving juist gebruiken om rekenangst positief te beïnvloeden.
Maar hoe creëer je perspectief, zodat juist onzekere leerlingen open en onbevangen aan een rekenopdracht beginnen, rekenvaardigheden uitbreiden en er weer plezier aan beleven? Hoe vermijd je rekenangst? Op welke manier kun je het verminderen?
Door rekenangst ga je slechter rekenen
Leerlingen met rekenangst vermijden rekenen het liefst. Dat is heel natuurlijk: wij zijn evolutionair zo ontwikkeld dat we pijn, gevaar, verlies en ongemak mijden. Angst roept al snel een vluchtreactie op. Hierdoor oefenen rekenangstige leerlingen minder dan hun klasgenootjes. Bovendien maken ze veel vergissingen omdat het werkgeheugen bijzonder gevoelig is voor spanning. Een foutje is dan sneller gemaakt. Ze vergeten bijvoorbeeld zomaar rekenopgaven of getallen ‘verdampen’ al tijdens het uitrekenen.
Leerlingen met rekenangst pikken ook minder op van de rekeninstructie omdat ze overspoeld worden door angstige gevoelens. Ze staan ze niet meer open voor jouw uitleg. Al deze factoren samen maken dat deze leerlingen steeds minder goed in rekenen worden, vooral omdat zij uitleg missen en last hebben van te veel vergissingen.
Innerlijk dilemma
Kinderen met rekenangst zitten ‘in de knel’ en ervaren een innerlijk dilemma. Het liefst willen ze goed presteren voor jou (en hun ouders) en worden daarbij gedreven door externe motivatie. Doordat ze weinig perspectief zien en niet geloven dat ze een rekenopgave succesvol kunnen oplossen, durven ze het echter niet aan. Hierdoor zijn zij nauwelijks intrinsiek gemotiveerd.
Rekenangst en rekenmotivatie staan als het ware in een omgekeerde verhouding tot elkaar: hoe meer motivatie, hoe minder rekenangst, en andersom. De vraag is dan: hoe zorg je dat een leerling die rekenangst overwint?
Autonomie van de leerling
Het klinkt logisch: om gericht te werken aan groeiend zelfvertrouwen is motivatie een must. Naar motivatie is uitgebreid onderzoek gedaan: voldoe je aan zes bepaalde voorwaarden dan krijg je iedereen mee (Mumford 2012).
Zelfstandig kunnen handelen is één van de sterkste voorwaarden. Die zelfstandigheid (lees: eigenaarschap) kun je bevorderen door een leerling keuzes te geven. Dit klinkt redelijk eenvoudig en sluit ook naadloos aan bij diagnostisch onderwijzen. Het heeft uiteraard wel gevolgen voor de inrichting van je rekenles. Actief en zelfstandig handelen kan de leerling alleen maar wanneer de leerkracht daar de ruimte voor geeft. Juist bij rekenzwakke leerlingen is het wonderlijk om te zien hoe een rekenles kan verzanden in voordoen/nadoen en sturende instructie.

De leerling bepaalt of uitleg slaagt of flopt
Om goed te kunnen afstemmen op wat een leerling nodig heeft, zoek je samen met de leerling wat wél werkt. De leerling kiest bijvoorbeeld welke instructie het best past. Als je deze vrijheid biedt, geeft dit al meteen rust. Want: ‘Als ik het niet begrijp, ligt het aan de juf of meester.’
Dat heeft effect op je professionele houding: wanneer je ervan overtuigd bent dat jij verantwoordelijk bent voor het succesvol leren rekenen van leerlingen, ben je automatisch ook ‘aansprakelijk’ voor eventueel falen. Die uitdaging en bijbehorende onzekerheid zijn inherent aan ons vak.
Achteroverleunen en precies dezelfde uitleg herhalen, is er dan niet meer bij. Er moet wel wat te kiezen zijn voor leerlingen. Verzamel hiervoor zoveel mogelijk verschillende instructies en vraag een leerling welke aansluit. De makkelijkste variatie creëer je met behulp van het handelingsmodel of de vertaalcirkel. Als je een leerling hierin laat kiezen, krijg je niet alleen groeiend eigenaarschap, maar ook de nodige diagnostische informatie op een presenteerblaadje.
En hoe weet je nu of je daadwerkelijk aan rekenmotivatie werkt?
De graadmeter is simpel: is je leerling actief en praat en denkt de leerling open en ontspannen? Dan zit je goed!